Wat is het probleem?
Het is vaak onduidelijk of een vzw btw-plichtig is. Financiële inspecteurs interpreteren de regelgeving bovendien op verschillend manieren. Voor wie volledig of gemengd btw-plichtig is, is er sprake van administratieve overlast. De grens van €25.000 wordt ook snel bereikt aangezien het grensbedrag niet geïndexeerd wordt.
Daarnaast is er – o.a. door snel wijzigende regelgeving – nood aan infrastructuurwerken aan lokalen van jeugd-, cultuur- en sportverenigingen. In tegenstelling tot het BTW-tarief op schoolinfrastructuur (= 6%) geldt voor verenigingsinfrastructuur een BTW-tarief van 21%.
Wat hebben verenigingen hiermee te maken?
De btw-wetgeving voorziet verschillende categorieën van btw-belastingplichtigen:
- Gewone btw-belastingplichtigen
- Vrijgestelde btw-belastingplichtigen
- Gemengde btw-belastingplichtigen: vallen voor bepaalde activiteiten onder de gewone btw-plicht en voor andere activiteiten onder de vrijstellingsregeling.
De FOD Financiën stelt: “Een vzw kan btw-plichtig zijn als ze geregeld en zelfstandig een economische activiteit (met of zonder winstoogmerk) uitoefent waarbij goederen of diensten worden geleverd. (Of deze activiteit hoofdzakelijk of aanvullend is, speelt geen rol).
De vzw is geen btw verschuldigd wanneer:
- de vzw vrijgesteld is van btw
- de activiteiten die worden georganiseerd louter tot doel hebben financiële steun te verlenen aan de vzw
- de activiteit door de vzw wordt georganiseerd en de eventuele opbrengst ook enkel ten bate van de vzw is
Opgelet! Dergelijke activiteiten mogen niet zo frequent voorkomen dat ze als een hoofdactiviteit aanzien kunnen worden.” (FOD Financiën)
Organisaties met een omzet hoger dan €25.000 vallen in principe onder de btw-regeling (btw-vrijstelling kleine onderneming). Voor jeugdhuizen (horeca-activiteiten) geldt een uitzondering. Daar ligt de grens op een omzet van €80.000. Ook vormingsinstellingen hebben een vrijstelling voor vormingsactiviteiten.
Een aantal organisaties zijn gemengd btw-plichtig. Ze zijn btw-plichtig voor de frequente economische activiteiten die ze doen.
Waarop botsen verenigingen?
Er is een onduidelijke grens tussen wel of niet btw-plichtig zijn. Er is een bijkomende administratieve overlast door btw-aangiftes (kwartaalaangifte) en bij een gemengd btw-stelsel komt daar extra onduidelijkheid en administratie bij. De verschillende interpretaties door financiële inspecteurs in verschillende regio’s zorgt voor nog extra onduidelijkheid. Ze beslissen op verschillende manieren of een organisatie al dan niet onder het btw-stelsel valt. Vooral de interpretatie van ‘occasioneel’ en ‘commercieel’ zorgt voor onduidelijkheid.
Welke verenigingen hebben hier last van?
Vzw’s in de jeugd-, sport- en sociaal-culturele sector die een aantal ‘economische activiteiten’ doen. Zelfs indien de winst enkel gebruikt wordt voor realisatie van de eigen doelstelling, waartoe een vzw sowieso verplicht is. Het is dus belangrijk om voor ogen te houden dat de ‘meerwaarde’ van zogenaamde ‘economische activiteiten’ voor deze vzw’s ligt in de extra middelen om hun doelstellingen te realiseren. Het gaat dus geenszins om verrijking van leden of aandeelhouders.
De oplossing?
- Verhoog de btw-vrijstelling van € 25.000 naar €100.000 voor sociaal-cultureel werk, amateurkunsten, sportverenigingen… (€100.000 is de Europese richtlijn)
- Indexeer deze bedragen
- Maak duidelijk waar voor verenigingen de grens ligt tussen niet of wel btw-plichtig zijn
- Zorg dat financiële inspecteurs een éénduidig beoordelingskader hanteren
- We vragen een daling van de btw van 21 naar 6% voor infrastructuur (werken). Dit geldt nu enkel voor schoolinfrastructuur. Wij vragen een uitbreiding naar jeugd-, cultuur- en sportinfrastructuur.
Wie kan dit oplossen?
Minister van Financiën